Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], En de HEERE zeide: Ik zal den mens, dien Ik geschapen heb, verdelgen [18]van den aardbodem, van den mens tot [19]het vee, tot [20]het kruipend gedierte, en tot het gevogelte des hemels toe; want het berouwt Mij, dat Ik hen gemaakt heb. 18. Hebr. uitwissen van op het aangezicht des aardbodems. 19. Het Hebr. woord betekent hier niet alleen het tam, maar ook het wild gedierte der aarde. Alzo onder vs.20. Zie boven vs.1,op vs.26. 20. Te weten, wat op de aarde kruipt, en in het water niet leven kan. Zo wordt het Herb.woord genomen boven hfdst.1 vs.24,25,26,28,30.